Gen Z, beeldschermgeneratie, digital natives of zoomers. Het zijn enkele bijnamen voor de generatie geboren tussen 1997-2012 die erop wijzen dat zij de eersten zijn die opgroeiden omringd door het internet, sociale media en streamingplatformen. Veel oudere leeftijdsgroepen zullen deze bijnamen passend vinden: kinderen en jongeren lijken wel vastgekleefd te zijn aan hun smartphone, tablet of televisiescherm.
Desondanks de passende bijnamen blijft het belangrijk dat we kinderen en tieners niet beschouwen als één homogene groep. Bijvoorbeeld heeft niet iedere Vlaamse jongere gelijke toegang tot digitale technologieën en toestellen, of eenzelfde mate aan digitale geletterdheid om met online risico’s om te gaan. Cijfers uit het Apenstaartjarenrapport tonen dat als we kinderen en tieners bekijken naargelang hun sociale en materiële deprivatiescore, we duidelijke verschillen opmerken.
In deze dataduik leggen we enkele betekenisvolle cijfers naast elkaar. We baseren ons hiervoor op data van het recentste Apenstaartjarenrapport (2024), waarvoor een diverse groep van 5482 kinderen en tieners werd bevraagd. We splitsen die jongeren op in twee groepen die elk gelijkaardig mediagebruik vertonen: kinderen representeren leerlingen vanaf het eerste tot 4de studiejaar lager onderwijs, tieners representeren jongeren van de derde graad lager onderwijs en middelbare scholieren.
In de laatste Apenstaartjaren-editie werd voor het eerst gebruikgemaakt van materiële en sociale deprivatie als armoede-indicator, waarbij kinderen en tieners 10 stellingen voorgelegd kregen rond welke kostenposten hun gezin zich kan veroorloven. De stellingen reflecteren goederen, diensten en activiteiten die door de meeste mensen als noodzakelijk en/of wenselijk worden beschouwd voor een aanvaardbare levensstandaard.
Ze werden opgesteld op kindermaat:
Wiens gezin zich twee tot vier van deze aspecten niet kan veroorloven, krijgt een middelmatige deprivatiescore. Deze score krijgt om en bij een op drie Vlaamse kinderen of tieners. Wie zich vijf of meer aspecten niet kan veroorloven is materieel en sociaal gedepriveerd en krijgt een hoge deprivatiescore. In onderstaande tabel kan je zien dat dit bij Vlaamse kinderen en jongeren om 9% gaat. De deprivatiescore wordt in de Apenstaartjarenstudie gebruikt om te analyseren in welke mate kinderen en tieners met een hoge deprivatiescore ander mediagebruik vertonen dan hun leeftijdsgenoten met lagere deprivatiescores.
De Apenstaartjarenstudie monitort iedere editie nauwgezet het toestelgebruik van Vlaamse kinderen en tieners. Hierin merken we vooral verschillen op naargelang leeftijd: de populairste toestellen van kinderen zijn een televisie en tablet, terwijl dit bij tieners verschuift naar de smartphone en computer. Een diepere duik in de data toont echter ook verschillen in toestelgebruik aan als je kinderen en tieners vergelijkt naargelang hun deprivatiescore. Kinderen en tieners met betere financiële mogelijkheden thuis scoren het hoogst en gebruiken thuis een grotere diversiteit aan toestellen dan kinderen en tieners met een hoge materiële deprivatiescore. 29% van de tieners met een hoge deprivatiescore geeft aan slechts één of geen toestel te gebruiken thuis.
Bij welke toestellen merken we een verschil in gebruik? Voor spelconsoles vinden we het grootste verschil: kinderen en tieners met een lage deprivatiescore geven bijna dubbel zo vaak aan een spelconsole te gebruiken thuis dan kinderen en jongeren met een hoge deprivatiescore. Nog een duidelijk verschil observeren we bij het gebruik van een computer. Bijna 1 op 5 tieners met een financieel moeilijke thuissituatie geeft aan geen computer of laptop te gebruiken thuis, wat gevolgen kan hebben om online huiswerk te maken of om regelmatig een schoolplatform zoals Smartschool te consulteren. Belangrijke kanttekening is dat de data enkel duiden of ze het toestel gebruiken thuis. Ze geven niet weer in welke mate ze er toegang toe hebben (bvb. in de bib of op school).
Bij de televisie en tablet zien we ook een verschil naargelang deprivatiescore, waarbij kinderen en tieners met een hoge deprivatiescore minder vaak aangeven het toestel te gebruiken thuis. Enkel hebben jongeren wel een gelijkaardig smartphonegebruik vanaf hun tienerjaren.
Ook op vlak van internetverbinding zijn er verschillen op te merken. Tieners met een lage deprivatiescore geven vaker aan een internetverbinding te hebben die meestal goed werkt. 1 op vier tieners met materiële en sociale deprivatie beschikken ook over een minder kwaliteitsvolle internetverbinding.
Hierboven werd aangetoond dat kinderen en tieners met een hoge deprivatie minder vaak een computer of laptop gebruiken en meer aangeven over een slechte internetverbinding te beschikken thuis. Trekt dit zich ook door tot een ongelijkheid in schoolgerelateerd mediagebruik? Kinderen en tieners met een hoge deprivatiescore geven minder vaak aan online huiswerk te maken, Smartschool te bekijken, online informatie op te zoeken of het nieuws te volgen. Het is wel belangrijk te vermelden dat hier mogelijk meerdere verklaringen voor zijn. We merken bijvoorbeeld op dat tieners met een hoge deprivatiescore zich vaker in het BSO-onderwijs bevinden dan tieners met een lage deprivatiescore, wat mede een rol kan spelen in waarom ze minder tijd spenderen aan online huiswerk maken.
Ook wat betreft mediaopvoeding zijn er ongelijkheden. Kinderen en tieners met een hoge deprivatiescore hebben minder afspraken thuis omtrent mediagebruik. De onderstaande tabel geeft enkele betekenisvolle cijfers weer van twee regels die het meest opgelegd worden in Vlaamse huishoudens. Deze toont aan dat voornamelijk kinderen en tieners met een goede financiële situatie thuis ook richtlijnen krijgen rond hoelang en wanneer ze schermen mogen gebruiken. Ook over andere facetten van hun mediagebruik krijgen kinderen en tieners met een lage deprivatie meer richtlijnen thuis.
We mogen Vlaamse kinderen en tieners niet beschouwen als een homogene groep met gelijke toegang tot media. Gender, nationaliteit en leeftijd leiden allemaal tot verschillen in mediagebruik, maar de cijfers tonen aan dat ook deprivatiescore een niet te onderschatten rol speelt. Kinderen en tieners die volgens deze indicator materieel en sociaal gedepriveerd zijn, vertonen duidelijke verschillen met degenen die laag scoren wat betreft deprivatie: ze hebben beperktere toegang tot media, een minder kwaliteitsvolle internetverbinding, minder toestellen thuis en minder regels rond mediagebruik. Belangrijk is wel op te merken dat we geen rechtstreeks oorzaak-gevolgsverband kunnen leggen, en dat ook andere factoren hun beperktere toegang tot media of keuze voor andere media-activiteiten kunnen verklaren.
Niettegenstaande blijft het ontzettend belangrijk dat we erop toezien dat iedere Vlaamse jongere gelijke kansen krijgt om zich digitaal te ontwikkelen en te ontplooien, zowel binnen de onderwijscontext als in hun vrije tijd.
Hou de vinger aan de pols rond mediaonderzoek via de updates van Mediapunt.
Ontdek onze publicaties met nieuw onderzoek, artikels waarin we dieper in data duiken, aankondingen van interessante events en actualiteitsgerelateerde opiniestukken.